De dissociatieve identiteitsstoornis

De dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) is een traumastoornis die ontstaat in de vroege jeugd. Een kinderbrein is erg kwetsbaar en onvoldoende uitgerust om heftige gebeurtenissen en/of emotionele conflicten te kunnen hanteren. Het kind is dan ook zowel fysiek als emotioneel afhankelijk van de zorgen en bescherming van diens ouders. Zo kan een kind zichzelf nog niet geruststellen of kalmeren, is er vaak geen cognitief begrip van de gebeurtenissen en is er op heel jonge leeftijd zelfs nog geen verbale ontwikkeling. Hierdoor is er dan wel geen (verbale) herinnering aan het trauma mogelijk, toch kan het kind en diens lichaam nog steeds getraumatiseerd raken, zoals ook blijkt uit overige sporen van het trauma. In tegenstelling tot wat vroeger altijd gedacht werd, beseffen we nu dat een kind juist erg gevoelig is voor het krijgen van een traumagerelateerde stoornis.

Dissociatie .

Indien er heftige dingen gebeuren en er is voor het kind geen directe opvang en steun beschikbaar, dan is er voor diens brein maar één uitweg mogelijk en dat is ons aangeboren vermogen tot dissociatie. Dissociatie is een onbewust en automatisch bewustzijnsproces, waarbij ons brein zich als het ware terugtrekt en afsluit. Heftige emoties en sensaties als angst, verdriet en pijn worden verdoofd en de omgeving lijkt te verdwijnen. Hierdoor krijgt het kind, dat volledig op zichzelf is aangewezen, het gebeuren minder mee zodat het dit beter kan overleven. Dissociatie is dus een overlevingsstrategie.

Indien er regelmatig heftige dingen voorvallen, dan kan dissociatie op den duur ook een uitgebreider toestandsbeeld worden dat bijna continu ingeschakeld lijkt. Enerzijds om de hoeveelheid aan ontregelende gevoelens, herinneringen en sensaties weg te houden, maar anderzijds ook om alvast voorbereid te zijn op de volgende gebeurtenis. Het kind komt dan dromerig of afwezig over en kan dan ook wel eens de diagnose ADD krijgen, terwijl er eigenlijk (ook) iets anders aan de hand is.

Structurele dissociatie .

In deze gevallen kan er sprake zijn van een diepergaande dissociatie, waarbij het bewustzijn bepaalde structurele opdelingen of afsplitsingen krijgt om het gebeuren behapbaar te maken en bepaalde emotionele conflicten ook uit elkaar te houden. Je kan je dit voorstellen door het te vergelijken met een bankkantoor dat verschillende kluizenzalen heeft. De kluizenzalen liggen achteraan of onderaan in de bank en worden door een zwaar gewapende deur afgescheiden van het publieke gedeelte, waar het dagelijkse leven zich afspeelt. Er kunnen 1 of meerdere kluizenzalen zijn en die kunnen ook nog eens extra van elkaar zijn afgeschermd of toch met elkaar in verbinding staan. De bankbediendes die aan de voorkant van de bank leven en werken, weten misschien zelfs niet eens dat er een volledig kluizencomplex onder hen ligt en al helemaal niet wat er dan precies in deze kluizen opgeborgen zit. Dat weet alleen de persoon die het in de kluis gelegd heeft en de eventuele omstaanders die er op dat moment bij waren. Omdat het bewustzijn van het kind zo afgesplitst is, kan het prima ‘aan de voorkant’ functioneren zonder enig besef te hebben van wat er zich ‘aan de achterkant’ allemaal afspeelt/afgespeeld heeft. Dat helpt ook om te blijven doen wat je moet doen als de traumatiserende omstandigheden nog niet over zijn. Als er weer een nieuwe ‘transactie’ plaatsvindt, dan gebeurt dat immers in de daarvoor bestemde kluis. Zo blijven alle heftige gebeurtenissen netjes in hun eigen kluis opgesloten en leven ze daar hun eigen leven. Toch is geen enkele kluis onfeilbaar… En deur kan wel eens open blijven staan en de muren kunnen beginnen afbrokkelen. Zo kan het dus gebeuren dat bepaalde zaken toch naar buiten komen en dat de persoon (vroeger of later) een notie begint te krijgen van deze kluizenzalen en wat er zich dus allemaal buiten zijn bewustzijn heeft afgespeeld.

Over ANP’s en EP’s .

Bij DIS spreken we van zogenaamde tertiaire structurele dissociatie. Dit geeft de mate van opdeling van de persoonlijkheid aan. In dit geval is het een bankkantoor waar er meer dan 1 bankbediende aan de voorkant werkt en er ook meer dan 1 kluizenzaal aan de achterkant is. We noemen dit de ANP’s (apparently normal parts, of ogenschijnlijk normale bewustzijnsdelen van de persoonlijkheid) en de EP’s (emotional parts, of emotionele en getraumatiseerde bewustzijnsdelen van de persoonlijkheid). Deze opdeling/afsplitsing in ANP’s en EP’s ontstaat reeds in de kindertijd en neem je mee tot in je volwassenheid, waar het systeem nog verdere veranderingen kan ondergaan.

De ANP-delen van de persoon leven in het dagdagelijkse leven, waar er dus niks aan de hand lijkt (zowel voor henzelf als voor hun naasten). De ANP’s hebben geen weet van de (trauma’s van de) EP’s en zijn hier ook fors fobisch voor. Om te kunnen blijven functioneren en doen wat nodig is, leven zij in de vermijding en gebruiken ze hiervoor alles wat nodig is (cf. hard werken, dissociatie, ontkenning, negeren…).
De EP’s daarentegen leven in traumatijd. Zij zitten vast in hun kluis en worden dagelijks met de inhoud en gebeurtenissen daarbinnen geconfronteerd. Hierdoor hebben ze extreem veel distress en doen ook zij alles doen wat mogelijk is om hun hoofd boven water te houden, nieuw trauma te voorkomen (bijv. vechten, vluchten) of zich hier aan aan te passen (bijv. meedoen en onderwerpen om het niet nog erger te maken). Ook de EP’s zijn doorgaans erg fobisch voor elkaar, doch kunnen zowel positieve als negatieve verhoudingen met elkaar hebben indien ze toch met elkaar in contact staan. Meestal zijn er echter veel conflicten tussen deze EP’s omwille van de verschillende waarheden en overlevingsstrategieën die iedere EP heeft en het onbegrip dat hieruit voort komt. Er is dus erg veel chaos, tumult, paniek en onrust in dit innerlijke kluizencomplex.

Om het met een algemeen omschreven voorbeeld duidelijk te maken: een persoon kan als kind diverse trauma’s hebben meegemaakt waarbij persoon Y en Z de dader waren. Omdat het kind in het dagelijkse leven echter nog veel met Y en Z moest blijven omgaan en het ook niet geweten mocht zijn dat er iets aan de hand was, moest dit afgesplitst worden. EP ‘Sofietje’ werd het bewustzijnsdeel dat de trauma’s met persoon Y onderging en dus weet heeft dat ze hebben plaatsgevonden: zij ‘bewaart’ de gebeurtenissen met persoon Y. Sofietje is dan ook erg bang voor Y en voelt zich machteloos tegenover hem/haar. EP ‘Marietje’ bewaart daarentegen vooral de trauma’s met persoon Z en was niet bij de gebeurtenissen met persoon Y. Marietje weet dan ook enkel maar de goede en neutrale dingen over Y. Daarom noemt ze Sofietje ook een leugenaar en een aansteller en gaat zij, net zoals ANP ‘Sofie’ – die helemaal geen weet van enig trauma heeft -, wél nog steeds graag op bezoek bij Y. Meer nog: ze is zelfs erg gehecht aan Y en reageert dan ook boos en verdrietig als anderen niet op bezoek willen gaan. De vecht-EP ‘Rico’ is zich net als Sofietje wel bewust van het trauma en gevaar van persoon Y, maar ziet Sofietje zélf als schuldige omdat zij volgens hem te zwak is en zich niet genoeg verzette, wat hij wel altijd probeerde te doen. Rico is dan ook erg hard voor haar en vindt dat ze streng gestraft moet worden voor dit alles. Misschien leert ze het dan nog wel eens, denkt hij. Etc…

Tussen al deze delen (die overigens niet altijd een naam of persoonsgevoel hoeven te hebben) kunnen plotse ‘switches’ voorkomen, naar andere delen die plots op de voorgrond treden en met plotselinge andere (en eventueel conflicterende) emoties, meningen, doelen, gedragingen en uitingen tot gevolg. Dit terwijl de persoon aan de buitenkant wel nog steeds dezelfde lijkt (en is) en de omgeving deze veranderde bewustzijnstoestand dus niet door heeft. Hierdoor kan de persoon erg chaotisch, wispelturig, vreemd of anders overkomen voor de buitenwereld. Dit zie je ook terug in de gedesorganiseerde gehechtheid, die de persoon doet switchen tussen steun zoeken en vermijden of hiertussen doet verstijven en ontregelen. De switches tussen de delen zijn ook verantwoordelijk voor het geheugenverlies dat de persoon (al dan niet bewust) ervaart en het ‘tijd kwijt zijn’ voor de momenten dat hij/zij niet zelf aanwezig was. Dat kan heel verwarrend zijn en de persoon kan dan dingen ontdekken die hij/zij zelf gedaan moet hebben, maar waar hij geen herinneringen aan heeft. De delen kunnen daarnaast ook samen aanwezig zijn of doorbreken, waardoor dat deel (de ANP of EP) plots een heleboel onverklaarbare en onbekende stemmen, gedachten, herinneringen, impulsen… krijgt, die erg beangstigend en ontregelend kunnen zijn.

De hierboven beschreven structurele dissociatie mag dan wel een overlevingsstrategie zijn die destijds noodzakelijk en helpend was, het zorgt zoals hierboven beschreven ook voor aanzienlijke problemen in het dagelijkse leven. Het gaat daarnaast de integratie en verwerking van de traumatische gebeurtenissen tegen, waardoor er voor de persoon geen posttraumatische groei kan komen. DIS is dus feitelijk een syndroom van non-realisatie en non-integratie en gaat vaak met aanzienlijk disfunctioneren gepaard.

Mentale efficiëntie .

Hoe goed een persoon met DIS in het dagelijkse leven functioneert, hangt af van de zogenaamde ‘mentale efficiëntie’ of psychische spankracht om zaken op een efficiënte en doelgerichte manier te hanteren. Dit wordt door een aantal zaken bepaald.
Allereerst ontstaat DIS zoals gezegd al uit het gegeven dat er op zo’n jonge leeftijd een gebrek aan mentale efficiëntie is. Vervolgens kost het onderdrukken en vermijden van de EP’s en hun traumatische herinneringen erg veel energie, zeker als deze EP’s erg onrustig en ontregelend zijn ten opzichte van elkaar. Deze energie gaat ten koste van de energie die de ANP’s voor de dagdagelijkse taken hebben. Doorgaans is de mentale efficiëntie van de ANP’s toch beter dan die van de EP’s, die volledig door hun trauma in beslag worden genomen. Wel is het zo dat hoe meer opsplitsingen in EP’s en ANP’s er zijn, des te ingewikkelder het voor de persoon wordt om als 1 geheel te functioneren. Vermoeidheid, uitputting, ziekte, stress… zijn allemaal zaken die de mentale efficiëntie van de verschillende delen en persoon als geheel verlagen. Als de mentale efficiëntie laag is, bestaat er tot slot het risico dat er steeds nieuwe delen bijkomen om bepaalde taken aan de voorkant te kunnen blijven vervullen. Dit zijn dan delen die geen last/weet hebben van de zaken waardoor het voor de andere delen niet langer mogelijk is om die specifieke taken te vervullen. Hierdoor raakt de persoon steeds verder opgedeeld en komt hij/zij in een vicieuze cirkel terecht. Een grote hoeveelheid aan delen kan dus zowel een oorzaak als een gevolg zijn van een lage mentale efficiëntie.

Er zijn mensen die erin slagen om als ANP jarenlang redelijk normaal te functioneren, waarbij de EP’s eerder sluimerend of latent aanwezig zijn en/of goed mentaal op afstand gehouden kunnen worden. Anderen zijn ernstig gedecompenseerd en kunnen amper functioneren in de maatschappij. Meestal gaat men doorheen de tijd regelmatig heen en weer tussen verschillende stadia van decompensatie, wat deels veroorzaakt wordt door normale schommelingen in mentale efficiëntie.

Het fasegerichte behandelmodel voor DIS .

De psychotherapeutische behandeling van DIS heeft simpel gezegd als doel het vergroten van de algehele mentale efficiëntie door het behandelen van de opdeling van de persoonlijkheid. Hiervoor moet er stap voor stap gewerkt worden aan allereerst de realisatie en daarna de integratie van de verschillende delen binnen een persoon. Je komt dan bij een soort van systeemtherapie met de verschillende delen uit, waarbij je steeds meer begrip, afstemming en samenwerking tussen de verschillende delen probeert te verkrijgen en er daarnaast (in een latere fase) ook ruimte kan ontstaan voor gerichte rouw- en traumaverwerking. Zo kan het verlies en de pijn die de persoon werd aangedaan een plaats krijgen, alsook de boosheid en teleurstelling die hiermee gepaard gaat en kan er weer ruimte ontstaan om het leven opnieuw vorm te geven. Dit alles vraagt veel mentale efficiëntie van de verschillende delen en de persoon als geheel en daarom is er ook aandacht voor externe zaken en omstandigheden, die het functioneren en de mentale efficiëntie kunnen beïnvloeden. Denk hierbij aan slechte zelfzorg, ongunstige werkomstandigheden, doorgaande traumatisering, middelenmisbruik, … maar wordt er ook ingezet op een fijne en zinvolle dagbesteding, veilige sociale contacten, eventuele ondersteunende medicatie, …

Het is een proces dat in verschillende fases verloopt en aangepast wordt aan het tempo van ieder deel en de persoon in zijn geheel. Een DIS-behandeling duurt in de regel dan ook meerdere jaren en gaat veelal met ups en downs gepaard. Herstel in rechte lijn komt zelden voor door de complexiteit en gelaagdheid van alles. Soms is volledige realisatie en integratie mogelijk, soms ook niet. Dit hoeft echter niet te betekenen dat er geen kleine of grote verbeteringen in het dagelijks functioneren mogelijk zijn. Al doende zien we waar we uitkomen…